Wet werk en bijstand
Artikel 52 Voorschot
1
Het college verleent uiterlijk binnen vier weken na de datum van aanvraag en vervolgens telkens uiterlijk na vier weken, bij wijze van voorschot algemene bijstand in de vorm van een renteloze geldlening, zolang het recht op algemene bijstand niet is vastgesteld. De eerste zin is niet van toepassing indien:
a
de belanghebbende de voor de vaststelling van het recht op algemene bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent;
b
bij de aanvraag duidelijk is dat geen recht op algemene bijstand bestaat.
2
De hoogte van het in het eerste lid bedoelde voorschot bedraagt in ieder geval 90% van de hoogte van de algemene bijstand, bedoeld in artikel 19, tweede lid.
3
Het college is bevoegd om bij wijze van voorschot bijzondere bijstand te verlenen in de vorm van een renteloze geldlening.
4
Indien bijstand wordt verleend over een periode waarover met toepassing van het eerste lid een voorschot is verleend, kan deze bijstand zonder machtiging van de belanghebbende worden verrekend met dit voorschot.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN BA5258, Voorlopige voorziening, AWB 07/654
Rechtsoort
Sociale zekerheid
Datum uitspraak
19-04-2007
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Voorlopige voorziening
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Rechtbank AlkmaarDe op 11 januari 2007 tijdens de werkintake bij de CWI gedane aanvraag om bijstand is niet overeenkomstig 28, derde lid, van de Wet Suwi in samenhang met artikel 2.3, derde lid, van het Besluit SUWI (tijdig) doorgezonden aan verweerder. Deze nalatigheid van de CWI komt voor rekening en risico van verweerder...